Ga naar submenu Ga naar zoekveld

Het verhaal van een vluchteling: ‘God heeft me veel wonderen laten zien’

Met de dood bedreigd

Zondag 20 juni is Wereldvluchtelingendag. De dag waarop er aandacht wordt gevraagd voor het lot van vluchtelingen. We horen wel eens wat in het nieuws, zien de gezinnen in een AZC, maar hun situatie komt past echt dichtbij als je het levensverhaal van een vluchteling zelf hoort. Vluchtelinge Amira* vertelt je haar verhaal.

Deel:

“Ik ben Amira en ben zeven jaar geleden samen met mijn dochter naar Nederland gevlucht. Ik ben geboren in een Arabisch land en opgegroeid in een christelijk gezin. Toen ik ouder werd, ging ik studeren en sloot ik me aan bij een groep die evangeliseerde onder moslims.”

Gevaarlijk

“Veel moslims kwamen tot bekering en onze groep werd steeds bekender bij moslimsbroederschappen. En die waren op z’n zachtst gezegd niet zo blij met ons. Het werd steeds gevaarlijker om te evangeliseren. Veel mensen werden gestraft of gedood vanwege hun geloof. Ook mensen van mijn team: vijf broers en zussen heb ik zien overlijden voor mijn ogen. Ik zag hun lichamen zonder hoofd of met messen doorstoken op straat liggen. Terwijl ik dat zag, moest ik denken aan hun families en hun kinderen die plotseling hun vader of moeder verloren. Het was afschuwelijk.

Ik zag de lichamen van mijn broers en zussen zonder hoofd of met messen doorstoken op straat liggen.

En daar bleef het niet bij. Omdat ik christen ben, draag ik geen hoofddoek. Op een dag liep ik over straat en werd ik aangevallen door twee vrouwen. Ze knipten mijn haar aan een kant af. Ik kon niet meer in de spiegel naar mijn half kale hoofd kijken, zo verdrietig was ik. Ondertussen werd er gedreigd dat mijn dochter gedood zou worden als ik niet zou stoppen met evangeliseren. Ik deed aangifte, maar dat had geen zin: er werd niets mee gedaan.”

Je geld of je leven

“Het werd nog veel erger. De moslimsgroepen stuurden een man naar mijn huis, om geld te eisen. Ik moest betalen omdat ik als christen in een moslimland woonde. Ik kon niet anders dan betalen. De eerste keer betaalde ik, de tweede keer ook. Maar de derde keer had ik geen geld meer. Ik zal nooit meer vergeten wat er toen gebeurde. Terwijl mijn dochter binnen sliep, stond de man met een groot zwaar mes bij mijn deur. Ik moest betalen. Ik vertelde de man dat ik geen geld had en vroeg hem wat ik moest doen.

‘Je hebt twee keuzes: of je wordt moslim, of ik ga terug met jouw bloed en ik neem je hoofd mee’, was zijn antwoord. Ik was doodsbang. Ik wilde koste wat het kost voorkomen dat hij zou ontdekken dat mijn dochtertje binnen lag te slapen. Anders zou hij haar voor mijn ogen vermoorden. Maar ik wilde ook niet dat mijn dochter mijn lichaam levenloos zou vinden. Ik voelde een hevige strijd vanbinnen, want ik wilde absoluut geen moslim worden. De man staarde me aan: ‘Wat ga je kiezen?’ Ik zei: ‘dood’.

Hij dwong me op mijn knieën tegen de deur en ik boog mijn hoofd. Ik voelde hoe hij het zware mes op mijn nek zette. Het enige wat ik nog kon was bidden. Ik bad: God, U heeft mij leven gegeven en ik geef mijn leven aan U.

Je bent mijn broer. Ik vergeef jou.

Ik hief mijn hoofd op en keek naar het gezicht van de man, terwijl ik vroeg of ik nog één ding mocht zeggen. Ik had geen idee wat ik moest zeggen. Maar de woorden vormden zich langzaam uit mijn mond: ‘Jij bent mijn broer. God heeft jou en Hij heeft mij gemaakt. Je hebt dezelfde ogen, dezelfde handen, je bent gewoon een mens. Ik houd van God en ik houd ook van jou. Ik vergeef jou.’

Ik keek naar zijn bloedlustige ogen vol haat en zag zijn handen waar het bloed van mijn broers en zussen nog aan kleefde. En opeens zag ik die ogen, die eerst vol haat stonden, veranderen. Ik zal zijn gezicht nooit vergeten. Hij haalde het mes van mijn nek en ik zag hoe hij wegging. Ik weet tot op de dag van vandaag niet of hij nog leeft. Of hij voor mij betaald heeft of dat hij gedood is in plaats van mij. Maar ik blijf tot op de dag van vandaag voor hem bidden.”

Gevlucht naar Nederland

“Na deze gebeurtenis besefte ik dat het niet meer veilig was om in mijn moederland te wonen. Ik pakte wat spullen en ben met mijn dochter gevlucht. Toen ik samen met haar op het vliegveld in Nederland landde, werden we in de gevangenis op Schiphol gestopt.

Twee dagen lang at mijn dochtertje niks. Ze was helemaal getraumatiseerd. Bovendien had ze enorme angst voor de politieagenten. In mijn moederland sloegen ze me vroeger op straat, omdat ik christen ben. Net als mijn dochter was ik bang dat ze precies hetzelfde zouden doen.

Na een aantal dagen werden we overgeplaatst naar een AZC. Mijn procedure startte en mijn aanvraag werd afgewezen. Ik weet het nog goed: anderhalf jaar later kreeg ik ook op mijn hoger beroep een afwijzing. Dat betekende dat ik terug moest naar mijn moederland. Ik wist niet meer wat ik moest doen. Teruggaan naar mijn land was veel te gevaarlijk en ik kon nergens terecht.

Een paar dagen later besloot ik weg te gaan uit het AZC. Ik was bang dat de politie ons zou komen halen om het land uit te zetten. Ik nam mijn dochter bij de hand en pakte wat spullen. Het was aardedonker en het regende toen we die avond over straat liepen. Toen ging mijn telefoon.

Het was een Nederlandse kennis. ‘Hoe is het?’, vroeg ze. Ik vertelde haar eerlijk dat het niet goed ging, dat ik me geen raad meer wist en dat nu met mijn dochtertje op straat liep. ‘We komen je halen’, zei ze. We werden laat in die avond opgehaald en we hadden een bed om in te slapen. Wat ik toen nog niet wist, was dat God me in die komende tijd zou verrassen met een aantal wonderen, me zou laten zien dat ik Zijn dochter was en dat ik op Hem moest vertrouwen.”

Mijn leven in Gods hand

“De eerste week in ons tijdelijke onderkomen heb ik elke dag gehuild. Ik voelde me een ontzettend slechte moeder, omdat ik mijn dochter niet kon geven wat ze nodig had. Op een van die avonden stond ik op onze kamer. Het was twaalf uur en mijn dochter sliep.

Ik herinner me nog dat alles donker was en dat ik tegen God zei: ‘Ik heb heel veel problemen en ik zie geen uitweg meer. Heere God, hier is mijn leven. Alles wat ik nog heb, dat is voor U. Het enige dat ik U kan geven is mijn eigen leven en dat van mijn dochter en dat leg ik in U hand.’

Het enige dat ik U kan geven is mijn eigen leven en dat van mijn dochter.

Ik voelde een grote mannenhand op mijn schouder. Ik schrok, maar toen ik voorzichtig over mijn schouder keek zag ik niemand. In de weken daarna merkte ik en ook de mensen om mij heen dat mijn hart veranderde. Ik had niet meer zoveel angst en ik voelde een diepe vrede. Ik wist: Het is goed, mijn leven ligt in Gods hand en ik hoef me geen zorgen te maken.”

Status

“In de jaren die daarop volgden heb ik veel geduld moeten hebben. Vanwege ontwikkelingen in mijn geboorteland kon ik een nieuwe procedure starten. Vier jaar lang was ik er alles bij elkaar mee bezig. Op de dag dat ik mijn verjaardag zou vieren, zat ik om 11 uur op de fiets. Ik bedacht me: Op een dag is het klaar met de wereld. Ik had helemaal geen status nodig. Het belangrijkste was dat ik de laatste dag bij God zou mogen zijn. Ik voelde een enorme vreugde en besloot dat ik niet meer voor status zou bidden.

Op de terugweg kreeg ik opeens een sms’je van mijn procedure begeleider: ‘Zus, ik heb goed nieuws. Ik kom vanmiddag.’ Toen ik thuiskwam, zag ik mijn begeleider uit de auto stappen. Hij haalde een grote bos bloemen en ballonnen tevoorschijn. Ik had status! Omdat ik het eerst niet geloofde, bekeek ik de papieren. Ik moest huilen en lachen tegelijk toen ik de tijd zag staan: exact 11 uur. Ik was ontzettend dankbaar.”

* In verband met de privacy en de veiligheid is Amira een gefingeerde naam en zijn sommige details bewust uit het verhaal weggelaten.

Lees ook: Martha Groothedde woont met haar gezin in Jeruzalem

Geschreven door

Corianne van der Werf

--:--